zondag 25 november 2007

UTRECHT - FLEVOLAND: een halve doorbraak

Het jaar 2008 is een cruciaal jaar voor de ruimtelijke ontwikkeling van onze provincie. In Provinciale Staten wordt teruggekeken op de woningbouwproductie van de laatste drie jaar en op basis daarvan worden conclusies getrokken voor de woningbouw tot 2015. Daarnaast is een zware commissie onder leiding van de Utrechtse wethouder Harrie Bosch bezig met een studie naar woningbouwlocaties voor de periode 2015 -2030. Voorzien wordt dat we in Utrecht ongeveer 65.000 nieuwe woningen nodig hebben (inclusief de Vecht- en Gooistreek/Hilversum). Het grootste deel van deze woningen wordt binnenstedelijk gebouwd en circa 15.000 in Flevoland. De belangrijkste vraag die de commissie Bosch moet beantwoorden is waar in de stadsregio Utrecht de resterende 15.000 tot 20.000 nieuwe woningen moeten worden gebouwd.

De provinciale PvdA is bezig met de voorbereiding op die besluitvorming. Collega Statenlid Roelof Martens en ik hebben in November en December gesprekken met alle PvdA wethouders van gemeenten die een belangrijke bouwopgave hebben. Daarnaast wordt ook in het PvdA-verband van de Randstad gepraat en nagedacht over wat wenselijk en onwenselijk is. Conclusies zijn nog niet getrokken, maar uit die lopende gesprekken zijn me twee dingen opgevallen.

In de eerste plaats de positie van de stad en de provincie Utrecht. Als ik mijn oor te luisteren leg, dan valt het op dat men in de Randstad vindt dat ‘ Utrecht’ traditioneel treuzelt met het nemen van besluiten over bouwlocaties. Natuurlijk wordt erkend dat de vijf nationale landschappen beperkingen opleveren. Maar dan nog blijft het beeld dat Utrecht al jarenlang praat. Een van mijn gesprekpartners zei het zo:…“ Hoe lost Utrecht zijn problemen op? Met wéér een rapport.”…
Overigens werd door mijn gesprekspartners toegegeven dat de besluiteloosheid van Utrecht ook te maken heeft met de verschillende opvattingen die vanuit Den Haag worden geventileerd. In het bijzonder de Ministeries van VROM en V&W zouden er tegengestelde opvattingen op na houden.
Hoe dan ook: als je als besluiteloze regio te boek staat past eigenlijk maar een antwoord: De regio presenteert een gemeenschappelijke opvatting over de plek waar die 15.000 tot 20.000 woningen moeten worden gebouwd en vervolgens organiseren we een effectieve lobby om Den Haag te overtuigen. Misschien kan de commissie van Harrie Bosch als voertuig dienen.

Het tweede dat me is opgevallen is de veranderde positie van de stad Utrecht. In de vorige statenperiode was het taboe om over bouwlocaties in Flevoland te praten. Dat werd door de stad Utrecht als ‘not done’ beschouwd. Nu wordt, ook met instemming van de stad Utrecht, voorgesteld om na 2015 circa 15.000 woningen voor de Utrechtse woningbehoefte in Flevoland te bouwen. Let wel: die woningen zijn bestemd voor (a) woningzoekenden die de intentie hebben om in de stadsregio Utrecht te gaan wonen, (b) voor inwoners van zeg maar Amersfoort en Hilversum. In praktische zin zullen deze woningen geen of nauwelijks betekenis hebben voor inwoners van de stadsregio Utrecht.
Deze keuze is wat mij betreft nog maar een halve doorbraak. We moeten nu doorzetten. Utrecht en Flevoland zijn veel meer op elkaar aangewezen dan we misschien wel denken. Nu al is het dringen met de ruimte voor wonen, werken in het noorden van onze provincie, ook omdat we het landschap tussen Amersfoort en Hilversum groen willen houden (de polder Arkemheen). Dat betekent dat Utrecht meer en meer is aangewezen op Flevoland. Het provinciebestuur van Utrecht zou, met zijn commissaris voorop, met Flevoland in gesprek moeten gaan om de onderwerpen van gemeenschappelijk belang: wonen, werken en infrastructuur met elkaar te bespreken en daarover afspraken te maken. Ik zou het in dat licht niet gek vinden dat de naar verhouding rijkere provincie Utrecht de relatief armere provincie Flevoland meehelpt om die gemeenschappelijk ontwikkeling, waar beide provincies voordeel bij hebben, te financieren.

woensdag 14 november 2007

Het ULI-advies als supermarkt

In de laatste week van september bezocht een panel van internationale deskundigen van het Urban Land Institute (ILU) de vliegbasis Soesterberg. Dit op uitnodiging van de besturen van Zeist, Soest en de Provincie Utrecht. Doel: onbevooroordeeld een advies geven over de herinrichtring van de vliegbasis Soesterberg. Voordat de heren (ja, alleen heren) waren geland, was er al herrie. Van de kant van enkele locale natuur- en milieuorganisaties werd het panel verdacht gemaakt. Het zou gaan om deskundigen die uitsluitend waren gericht op projectontwikkeling. Dat heet indekken. Dan kun je later zeggen dat je het altijd al hebt gezegd.

Nadat het panel drie dagen met Jan en alleman had gesproken, kwamen ze met een drieledig advies:

  1. Grijp de komst van het defensiemuseum aan om de vliegbasis om te toveren tot een nationaal natuurpark (Peacepark) met mogelijkheden voor recreatie. De militaire opstallen zoals shelters en hangars kunnen de museale functie versterken. Binnen de huidige grenzen van de vliegbasis is er geen ruimte voor woningbouw
  2. De ontwikkelingen op het terrein van de vliegbasis zijn niet los te zien van de omliggende gebieden. Daarom moet Soesterberg-noord getransformeerd worden tot een aantrekkelijke woonomgeving. Soesterberg kan ook economisch profiteren van een goede verbinding tussen dorp en basis.
  3. Omdat er sprake is van een park met nationale allure ligt het voor de hand, aldus ILU dat de herontwikkeling plaatsvindt met rijksgelden.

In de dagen en weken nadat het ULI advies bekend was geworden, kon je goed zien hoe het gaat met zo’n advies. Vrijwel iedereen praat over het toekomstige Peacepark. Vrijwel niemand praat meer over Soesterberg-Noord. En voor het gemak leggen we de financiering op het bordje van de bestuurders van de Provincie, die er voor moeten zorgen dat het Rijk met geld afkomt.

Zo is het ULI advies een soort supermarkt geworden waar ieder uithaalt wat hem beliefd en doodzwijgt wat niet in de kraam te pas komt.

Zo ook de gemeenteraad van Zeist. Begin november werd daar een motie aangenomen waarin uitgesproken wordt dat het ULI advies de belangrijkste leidraad is voor verdere planvorming. Gemakshalve wordt in de motie niet meer gesproken over de herinrichting van Soesterberg-Noord en ook hier wordt de financiële bal bij Rijk en Provincie neergelegd.

Ik vind dat wat al te gemakkelijk. Wat, als blijkt dat bijvoorbeeld de financiering, ook voor de herinrichting van Soesterberg-Noord, niet kan worden rondgemaakt? Stuurt de raad haar burgervader dan opnieuw op een promotietour, maar dan met het slechte nieuws, de regio in?