dinsdag 24 juni 2008

Utrechtse Sprits

Dit wordt in het begin even een taai stukje.
Eind jaren zestig en begin jaren zeventig, van de vorige eeuw (dat moet je er tegenwoordig bij zeggen) was ik voorzitter van de KWJ een organisatie van werkende jongeren gelieerd aan de katholieke vakbeweging, later opgegaan in de FNV. Er was nog geen arbeidsverbod voor 14-jarigen en het recht op één dag onderwijs per week voor werkende jongeren tot 18 jaar, sinds 1919 wettelijk verankerd, was een dode letter. Genoeg te doen dus.
In die tijd voerden wij een ideologisch debat met de collega’s van het ‘rooie’ NVV Jongerencontact, toen voorgezeten door Wim Kok. Dat ging over het rapport Lievegoed.

Lievegoed, bracht in opdracht van O&W in 1969 een rapport uit met als titel ‘Onderwijs en Vorming tot 18 jaar’. In dat rapport stelde hij dat, uit oogpunt van doelmatigheid en rechtvaardigheid, alle jongeren tot tenminste 18 jaar aan onderwijs en vorming moesten deelnemen. Het bestaande vervolgonderwijs moest daartoe worden vervangen door een nieuw onderwijssysteem dat meer aansloot op:…”praktisch ingestelde en op de maatschappelijke participatie gerichte jongeren.”….
Over dat laatste ging ons debat. Moest je het onderwijssysteem aanpassen omdat er jongeren waren die praktisch ingesteld waren en voor wie het bestaande onderwijssysteem een straf was? Of moest je al veel eerder in het Basisonderwijs veranderingen aanbrengen en daarna een Middenschool inrichten zodat al die praktisch ingestelden vanzelf theoretisch ingesteld werden en school leuk zouden gaan vinden?

Ik moest aan dat ideologische debat denken toen we enige weken geleden op bezoek waren bij de sapfabriek in Ede.
De sapfabriek?
Het idee van de sapfabriek grijpt terug op dat eerder genoemde debat in de jaren zestig. Nog steeds voelen veel jongeren zich niet aangesproken door het bestaande onderwijs en is het op school zitten eerder een straf dan een genoegen. Schooluitval is het gevolg en het niet hebben van een afgeronde opleiding maakt ze zwak op de arbeidsmarkt, vooral in tijden van dalende conjunctuur.

De werkelijkheid is dat veel jongeren ‘omgekeerd leren’. Niet in eerste instantie met hun hoofd, maar met hun handen en via hun handen met hun hoofd. De omgekeerde leerweg, of zoals ik dat pleeg te noemen: Leren met je handen. Dát is het idee achter de sapfabriek: het productieproces als instrument om te leren; leren door te doen.
In de sapfabriek werken VMBO-ers, MBO-ers en HBO-ers met elkaar. Drie uur per dag worden sapjes gemaakt. Als er iets stuk gaat of uitgelegd moet worden wordt de sapstraat stilgezet. En alles wordt gedaan door jongeren. Natuurlijk, het is ook een gewone fabriek, er moet op tijd begonnen worden, er is hiërarchie, lanterfanten is er niet bij. Ze maken niet alleen sapjes, maar zorgen ook voor de verkoop, ontwerpen de wikkel om de flesjes en zijn vooral trots op ‘hun’ sapfabriek; de leerfabriek.

Zo iets gaan we dus ook in Utrecht doen. De PvdA fractie heeft het initiatief genomen om de Provincie Utrecht deel te laten nemen aan de ontwikkeling van een Utrechtse leerfabriek waar Utrechtse Sprits worden gebakken. Bakker Blom van de Zadelstraat doet mee, Pally uit Nieuwegein ook, maar ook het ROC en het Vader Rijncollege, de Rabobank en Douwe Egberts. Op voorstel van de PvdA en gesteund door alle partijen hebben Provinciale Staten op 23 juni er mee ingestemd dat de provincie meebetaalt aan het opstellen van een businessplan. Eind december dit jaar ligt dat er en kan aan de oprichting van de leerfabriek worden begonnen.
Eind volgend jaar de eerste Utrechtse Sprits?